Mondelinge communicatie tijdens buitenspel

Tijdens het buitenspel ontdekken een aantal kinderen dat het regenwater bevroren is. Ze willen het ijs kapot maken en de stukken mee naar binnen nemen om te laten smelten Dit lukt niet. Mijn vraag is:”Bedenk eens een manier hoe het wel zal lukken?” Ze kijken rond en zien een dikke stok waarmee het ijs kapot gemaakt wordt. In ons gesprekje gebruiken we de woorden: het wak, de ijsschotsen, stampen, de hefboom (= de dikke stok), smelten.

Eerst doen we alle ijsschotsen in de kruiwagen en daarna in de emmer. Eenmaal binnen vraag ik aan de kinderen: “Hoelang denk je dat het duurt voordat alle ijsschotsen gesmolten zijn?” Alle kinderen antwoorden: “Voordat we naar huis gaan.” Dit klopte niet. Vervolgvraag: “Zal het morgen gesmolten zijn?” Iedereen zegt:”Ja.” Dit blijkt te kloppen.